Op DHCP-servers worden IP-adressen en verwante gegevens centraal beheerd en automatisch aan clients doorgegeven. Op deze manier kunt u clientnetwerkinstellingen op een server configureren en hoeft u deze niet op elke afzonderlijke clientcomputer te configureren. Configureer deze computer als een DHCP-server als u wilt dat deze computer IP-adressen naar clients distribueert.
In dit onderwerp wordt beschreven welke basisstappen u moet uitvoeren om een DHCP-server te configureren. Als u klaar bent met het installeren van een basis-DHCP-server kunt u, afhankelijk van hoe u de DHCP-server wilt gebruiken, aanvullende configuratietaken uitvoeren.
In deze sectie komen de volgende onderwerpen aan bod:
Voordat u begint
De DHCP-server configureren
Volgende
stappen: aanvullende taken uitvoeren
Voordat u de computer als DHCP-server configureert, moet u de volgende punten controleren:
Als u de DHCP-serverrol toevoegt, maakt u één scope waarin de reeks IP-adressen is gedefinieerd die door de DHCP-server aan de clients op één subnet worden toegewezen. U moet een scope maken voor elk subnet met clients die u wilt beheren met DHCP. De volgende tabel bevat een overzicht met belangrijke informatie die u moet lezen voordat u de DHCP-serverrol toevoegt, zodat u de eerste scope kunt gaan maken. U moet voor elk aanvullende scope dezelfde informatie verzamelen.
Voordat u een DHCP-serverrol toevoegt |
Opmerkingen |
---|---|
Sla DHCP-beveiligingsproblemen na. |
Beveiligingsproblemen beïnvloeden mogelijk de wijze waarop u DHCP-servers distribueert. Zie Beveiligingsinformatie voor DHCP voor meer informatie over aanbevolen procedures voor de beveiliging van DHCP. |
Geef de reeks IP-adressen aan die door de DHCP-server aan clients moeten worden toegewezen. |
Gebruik het volledige bereik van opeenvolgende IP-adressen die het lokale IP-subnet vormen. In veel gevallen is een particulier adresbereik de beste keuze. Zie RFC 1918, 'Address Allocation for Private Internets', op de IETF-website voor meer informatie en een lijst van alle IP-adresbereiken die zijn goedgekeurd voor gebruik op particuliere netwerken. |
Bepaal het juiste subnetmasker voor de clients. |
Wanneer de DHCP-server een IP-adres in lease uitgeeft aan een client, kan de server aanvullende configuratiegegevens opgeven, inclusief het subnetmasker. |
Geef eventuele IP-adressen aan die niet door de DHCP-server aan clients moeten worden toegewezen. |
Een server of een met het netwerk verbonden printer heeft bijvoorbeeld vaak een statisch IP-adres en dit IP-adres mag niet door de DHCP-server aan clients worden aangeboden. |
Bepaal de duur van de lease van de IP-adressen. |
De standaardinstelling is acht dagen. Over het algemeen moet de duur van de lease gelijk zijn aan de gemiddelde tijd dat de clients op dit subnet actief zijn. De ideale duur kan bijvoorbeeld langer zijn dan acht dagen als de clients desktopcomputers zijn die vrijwel nooit worden uitgezet, of korter dan acht dagen als de clients mobiele apparaten zijn die het netwerk regelmatig verlaten of tussen subnets heen en weer worden verplaatst. |
(Optioneel) Geef het IP-adres van de router (standaard-gateway) aan die clients moeten gebruiken voor de communicatie met clients op andere subnets. |
Wanneer de DHCP-server een IP-adres in lease uitgeeft aan een client, kan de server aanvullende configuratiegegevens opgeven, inclusief het IP-adres van de router. |
(Optioneel) Geef de naam van het DNS-domein van de clients op. |
Wanneer de DHCP-server een IP-adres in lease uitgeeft aan een client, kan de server aanvullende configuratiegegevens opgeven, inclusief de naam van het DNS-domein waartoe de clients behoren. |
(Optioneel) Geef het IP-adres op van de DNS-server die de clients moeten gebruiken. |
Wanneer de DHCP-server een IP-adres in lease uitgeeft aan een client, kan de server aanvullende configuratiegegevens opgeven, inclusief het IP-adres van de DNS-server waarmee de clients verbinding moeten maken om de naam van een andere computer om te zetten. |
(Optioneel) Geef het IP-adres op van de WINS-server die de clients moeten gebruiken. |
Wanneer de DHCP-server een IP-adres in lease uitgeeft aan een client, kan de server aanvullende configuratiegegevens opgeven, inclusief het IP-adres van de WINS-server waarmee de clients verbinding moeten maken om de NetBIOS-naam van een andere computer om te zetten. |
Als u een DHCP-server wilt configureren, kunt u de wizard Deze server configureren op een van de volgende manieren starten:
Klik op de pagina Functie van server op DHCP-server en klik op Volgende.
In deze sectie vindt u informatie over het volgende:
Samenvatting van
gemaakte keuzes
De wizard Nieuwe scope
gebruiken
De wizard Deze server
configureren
De functie van
DHCP-server verwijderen
Klik op Volgende om de selecties op de pagina Samenvatting van gemaakte keuzes toe te passen. Nadat u op Volgende hebt geklikt, wordt de pagina Onderdelen configureren van de wizard Windows-onderdelen weergegeven en automatisch weer afgesloten. U kunt op deze pagina niet op Vorige of Volgende klikken.
In dit gedeelte worden de volgende stappen in de wizard Nieuwe scope beschreven:
Scopenaam
IP-adresbereik
Uitsluitingen toevoegen
Leaseduur
DHCP-opties configureren
Router
(standaard-gateway)
Domeinnaam en DNS-servers
WINS-servers
Scope activeren
De wizard Nieuwe scope
Typ op de pagina Scopenaam bij Naam een naam voor de scope die u instelt. Typ bij Beschrijving een beschrijving (dit is optioneel). Een DHCP-server beheert doorgaans meerdere scopes omdat de meeste netwerken verschillende subnets hebben en voor elk subnet een eigen scope vereist is. Kies een naam en beschrijving waarmee u de verschillende scopes van elkaar kunt onderscheiden.
Als u klaar bent, klikt u op Volgende.
Definieer op de pagina IP-adresbereik de reeks IP-adressen in dit bereik door de IP-adressen aan het begin en het einde van het bereik te typen. De wizard gebruikt de door u ingevoerde IP-adressen om het juiste subnetmasker te bepalen. Het juiste subnetmasker wordt automatisch weergegeven bij Subnetmasker.
In het ongebruikelijke geval waarin de clients op dit subnet een ander subnetmasker moeten gebruiken dan dat de wizard aanbiedt, moet u dit invoeren bij Subnetmasker of het aantal bits van het subnetmasker typen bij Lengte.
Als u klaar bent, klikt u op Volgende.
Op de pagina Uitsluitingen toevoegen kunt u de IP-adressen definiëren die de DHCP-server niet aan clients moet toewijzen. De DHCP-server zelf heeft bijvoorbeeld een statisch IP-adres dat niet aan clients mag worden toegewezen. Hetzelfde geldt voor de standaard-gateway en verschillende netwerkapparaten, zoals met het netwerk verbonden printers. U moet deze IP-adressen uitsluiten, zodat deze niet door de DHCP-server aan clients worden toegewezen.
U wordt geadviseerd meer IP-adressen uit te sluiten dan waaraan u momenteel behoefte hebt, omdat het eenvoudiger is een uitsluitingsbereik te beperken dan om het uit te breiden. Sluit IP-adressen van het begin of het einde van de reeks mogelijke IP-adressen uit, niet van het midden. Stel dat de reeks IP-adressen op dit subnet loopt van 10.0.0.1 tot 10.0.0.255 en u wilt tien IP-adressen uitsluiten. U definieert het uitsluitingsbereik dan op een van de volgende manieren:
Voor elk bereik van IP-adressen dat u wilt uitsluiten, typt u het IP-adres aan het begin van de reeks in Eerste IP-adres, typt u het IP-adres aan het einde van de reeks in Laatste IP-adres en klikt u vervolgens op Toevoegen.
Deze stap vergemakkelijkt het beheer van clients, maar is optioneel. Als u alle velden op deze pagina blanco laat en op Volgende klikt, kunnen clients nog steeds IP-adressen opvragen bij de DHCP-server.
Als u klaar bent, klikt u op Volgende.
Op de pagina Leaseduur kunt u definiëren hoe lang een client een IP-adres uit deze scope kan gebruiken.
De DHCP-server geeft IP-adressen in lease uit aan clients. Elke lease heeft een verloopdatum en -tijd. De client moet de lease vernieuwen als deze het IP-adres wil blijven gebruiken. De standaardleaseduur is acht dagen.
Deze stap vergemakkelijkt het beheer van clients, maar is optioneel. Als u alle velden op deze pagina blanco laat en op Volgende klikt, kunnen clients nog steeds IP-adressen opvragen bij de DHCP-server.
Als u klaar bent, klikt u op Volgende.
Op de pagina DHCP-opties configureren kunt u aangeven of u DHCP-opties wilt configureren.
U wordt geadviseerd de standaardwaarde, Ja, ik wil deze opties nu configureren, te accepteren en vervolgens op Volgende te klikken, ook als u de opties niet wilt configureren. Als u Nee, ik configureer deze opties later kiest, gebeurt het volgende:
Op de pagina Router (standaard-gateway) kunt u de routers (ook wel standaard-gateways genoemd) opgeven die clients moeten gebruiken. U kunt evenveel IP-adressen toevoegen als het aantal routers op dit subnet.
Deze stap vergemakkelijkt het beheer van clients, maar is optioneel. Als u alle velden op deze pagina blanco laat en op Volgende klikt, kunnen clients nog steeds IP-adressen opvragen bij de DHCP-server.
Als u klaar bent, klikt u op Volgende.
Op de pagina Domeinnaam en DNS-servers kunt u de naam opgeven van het domein dat clients op dit subnet moeten gebruiken bij het omzetten van DNS-namen.
U kunt ook de DNS-server opgeven die clients moeten gebruiken bij het omzetten van DNS-namen. U kunt het IP-adres van de desbetreffende DNS-server typen of de naam van de DNS-server typen en op Omzetten klikken, waarna de wizard het IP-adres voor u bepaalt. U kunt verschillende DNS-servers toevoegen.
Deze stap vergemakkelijkt het beheer van clients, maar is optioneel. Als u alle velden op deze pagina blanco laat en op Volgende klikt, kunnen clients nog steeds IP-adressen opvragen bij de DHCP-server.
Als u klaar bent, klikt u op Volgende.
Op de pagina WINS-servers kunt u de WINS-server opgeven waarmee clients moeten communiceren om NetBIOS-namen te registreren en om te zetten. U kunt het IP-adres van de desbetreffende WINS-server typen of de naam van de WINS-server typen en op Omzetten klikken, waarna de wizard het IP-adres voor u bepaalt. U kunt verschillende WINS-servers toevoegen.
Deze stap vergemakkelijkt het beheer van clients, maar is optioneel. Als u alle velden op deze pagina blanco laat en op Volgende klikt, kunnen clients nog steeds IP-adressen opvragen bij de DHCP-server.
Als u klaar bent, klikt u op Volgende.
Op de pagina Scope activeren kunt u de scope activeren of ervoor kiezen deze later te activeren. In de meeste gevallen kunt u het best de standaardwaarde accepteren en de scope nu activeren. Als u ervoor kiest de scope op een later tijdstip te activeren, kunt u dit doen met behulp van de DHCP-console. U moet de scope activeren om clients op het subnet van deze scope in staat te stellen IP-adressen van de DHCP-server op te halen.
Als u klaar bent, klikt u op Volgende.
Klik op de pagina De wizard Nieuwe scope op Vorige als u instellingen wilt wijzigen. Klik op Voltooien om uw selectie toe te passen.
Als u de DHCP-serverrol wilt verwijderen, kunt u de wizard Deze server configureren op een van de volgende manieren opnieuw starten:
Klik op de pagina Functie van server op DHCP-server en klik op Volgende. Bekijk op de pagina Verwijderen van functie bevestigen de items onder Samenvatting, schakel het selectievakje Functie van DHCP-server verwijderen in en klik vervolgens op Volgende. Nadat u op Volgende hebt geklikt, wordt de pagina Onderdelen configureren van de wizard Windows-onderdelen weergegeven en automatisch weer afgesloten. U kunt op deze pagina niet op Vorige of Volgende klikken. Klik op de pagina De functie van DHCP-server is verwijderd op Voltooien.
Nadat u de wizard Deze server configureren hebt voltooid, is de computer klaar om als een een basis-DHCP-server te worden gebruikt waarop IP-adressen en verwante gegevens kunnen worden beheerd. Tot dusver hebt u de DHCP Server-service geïnstalleerd en een scope gemaakt waarin IP-adressen en verwante gegevens voor de clients op één subnet worden beheerd. Als u clients op andere subnets wilt beheren, moet u aanvullende scopes maken. Als u de scope nog niet hebt geactiveerd, moet u de scope activeren om clients op het subnet van deze scope in staat te stellen IP-adressen van de DHCP-server op te halen.
Wanneer u de wizard Deze server configureren voltooit, installeert deze
automatisch de DHCP-console, die u gebruikt om de DHCP-server te beheren.
In de volgende tabel worden enkele van de aanvullende taken beschreven die u kunt uitvoeren op de DHCP-server.
Bewerking |
Doel van de taak |
Naslag |
---|---|---|
Bestaande scopes activeren. |
Scopes activeren die u met de wizard Nieuwe scope hebt gemaakt, maar momenteel niet actief zijn. |
Een scope activeren |
De DHCP-server in Active Directory machtigen. |
Niet-gemachtigde DHCP-servers detecteren en voorkomen dat deze servers in het netwerk worden gestart. |
DHCP-servers machtigen |
Ondersteuning toevoegen voor een gerouteerd netwerk. |
De DHCP-server in staat stellen zich als een relay-agent te gedragen, die DHCP-berichten tussen subnets doorstuurt. |
De DHCP Relay-agent configureren |
Een serverscope-optie toewijzen. |
Het beheer vereenvoudigen door standaardwaarden in te stellen die door alle nieuwe scopes worden overgenomen. |
Een serveroptie toewijzen |
Scope-eigenschappen wijzigen of weergeven. |
De eigenschappen van een bestaande scope wijzigen of bekijken. |
Scope-eigenschappen wijzigen of weergeven |
Nieuwe scopes maken. |
Scopes maken die clients op andere subnets ondersteunen. |
Een nieuwe scope maken |
Clientreserveringen toevoegen. |
Een IP-adres definiëren dat niet door de DHCP-server aan een client mag worden toegewezen omdat dit permanent wordt gebruikt door een andere client. |
Een clientreservering toevoegen |